“Genocide is verdwijnen”
Door: Anthonie Holslag
Lezing: 24 april 2010
“Genocide is verdwijnen,” dat antwoordde een respondent op de vraag wat het belang van herdenken is. Het was 24 april 2003. Ik zat samen met een honderdtal Armeniërs en toehoorders in Assen, vlakbij bij de Armeense gedenksteen, toen ik deze vraag aan een respondent stelde. Ik had tot aan dat moment vier maanden onderzoek naar de langdurige gevolgen van de Armeense genocide gedaan en hoewel ik de data nog moest analyseren, stelde dit antwoord me voor een raadsel. Wat bedoelde ze hiermee? Mijn respondent zei niets meer. Ze keek naar het lege podium voor ons en toen ze zag dat ik verward was, moest ze glimlachen. Ze herhaalde het nog een keer en legde een hand op mijn borst: “Genocide is verdwijnen.” Toen ik het nog steeds niet snapte, voegde ze er aan toe: “We herdenken omdat we niet verdwenen zijn…”
Ik wil het bestuur van de Armeense Apostolische Kerk in Almelo, Haytad (Nederlands Armeens comité voor Rechtvaardigheid en democratie) en Homenetmen bedanken voor de mogelijkheid om een lezing vandaag te geven. Ik ben een cultureel antropoloog die onderzoek heeft gedaan naar de langdurige gevolgen van de Armeense genocide. Het is een van de weinige gênerationele sociaal wetenschappelijke onderzoeken geweest over collectief geweld. Om deze redenen is me vandaag gevraagd een lezing te houden over het belang van herinneren, herdenken en erkennen. Ik wilde hier echter een dimensie aan toevoegen. Ik wilde naast het belang van herinneren, herdenken en erkennen ook het genocidale proces centraal stellen. De gevolgen van een genocide, zo ben ik van mening, kunnen niet buiten de intentie van genocide worden begrepen.
Ik zal nogmaals de woorden van mijn respondent herhalen (ik zal dat een aantal keer doen): “Genocide is verdwijnen.” Hoewel ik het toen niet begreep wordt alles wat verteld of gezegd dient te worden in deze drie woorden samengevat.
Ik zal vandaag twee dingen betogen. Ten eerste: om de verschrikkingen van 1915 – 1922 te begrijpen is het noodzakelijk dat de intentie van het geweld wordt geanalyseerd. Dit lijkt vanzelfsprekend, maar ik zal vandaag proberen aan te tonen dat dit helaas opnieuw ter discussie staat.
Ten tweede en hierop volgend: dat de intentie van genocide bij de nabestaanden is geïnternaliseerd. Oftewel: dat de intentie door de mensen die ik heb gesproken van binnen wordt gevoeld en gedragen, dat de pijn nog wordt beleefd en dat het belang van herinneren en herdenken ook in dit kader moet worden gezien.
Dit wordt geen historisch betoog. Ik hoef aan dit publiek niet uit te leggen wat er in 1915 tot aan 1922 is gebeurd. De enormiteit van het verleden wordt hier herdacht en gedragen. 1.5 miljoen stemmen zullen nooit meer spreken. Wat ik echter wel in mijn lezing wil benadrukken en wat vaak wordt ondergeschoven in de politieke of juridische discussies, is het doel van een genocide. De intentie die de daders hadden met de geweldplegingen; wat ze probeerden te doen.
Genocide impliceert namelijk een zeer specifieke vorm van geweld. Geweld dat verder gaat dan oorlogsvoering. Geweld dat verder gaat dan onderdrukking. Zelfs geweld dat verder gaat dan massamoord. Genocide impliceert een complete vernietiging van een volk. Of misschien specifieker; een complete vernietiging van een identiteit.
Deze implicatie is ook terug te vinden in de definitie van het woord genocide zelf. De Poolse jurist Lemkin formuleerde dit begrip als volgt en deze definitie is vervolgens in 1948 als artikel II bij de Conventie ter Voorkoming en Bestraffing van Genocide in de Verenigde Naties opgenomen.: “Genocide is een handeling waarbij de daders het doel hebben om een nationale, etnische, religieuze of raciale groep te vernietigen”.
Er staat niet “doden”. Er staat niet “zuiveren”. Er staat niet “verdedigen tegen interne vijanden”. Maar “vernietigen”.
Om dit te begrijpen dienen we terug te gaan naar de 19e eeuw. De Ottomaanse Rijk is in verval. De Jonge Turken komen in 1908 aan de macht en hoewel intellectuelen, waaronder Armeniërs, deelnamen aan de revolutie, brokkelde de Rijk tussen 1908 en 1915 verder af. De belofte van de revolutie werd niet waar gemaakt. Wat we tussen 1908 en 1915 dan ook zien is een identiteitscrisis niet bij de Armeniërs, maar bij de Jonge Turken. Er ontstaat een pathologische fixatie op identiteit. De Jonge Turken trachten een manier te vinden om hun macht te legitimeren. Dit resulteert in a) Turkificatie, b) dat de Pan-Islam wordt vervangen door een nationale ideologie, c) dat minderheidsgroepen uit de partij top worden gesloten, d) dat tijdens de Eerste Wereldoorlog de heilige Jihad wordt uitgeroepen en uiteindelijk e) de vervolging op Christelijke minderheidsgroepen.
Met iedere stap zien we een radicalisatie plaats vinden, waarbij het een doel is van de daders, en dit is van belang, om de Turkse identiteit te definiëren en te vestigen.
In dit proces worden andere volkeren, waaronder de Armeniërs, uitgesloten. Misschien wel met nadruk de Armeniërs, die op dat moment door een Renaissance heen gaan, die een sterk identiteitsgevoel hebben, terwijl de Turkse elite in een crisis verkeert. De minderheidsgroepen worden een absolute “ander”. Vanuit het perspectief van de dader een “onmens”.
Deze symboliek van genocide is belangrijk. Op 8 april j.l. betoogt Mettraux, een advocaat bij het Internationale Gerechtshof, in zijn artikel “Vermijd de term genocide”, gepubliceerd in het NRC, dat het begrip “genocide” uit het internationale strafrecht moet verdwijnen. Het is namelijk te moeilijk te bewijzen. Of, zo betoogt hij, niet de intentie maar de daden moeten worden beoordeeld en gestraft. Men kan massagraven aantonen, maar niet de intentie van genocide.
Het verwijderen van de intentie echter, is het verwijderen van de symboliek van geweld. En daarmee de betekenis die de genocide voor de nabestaanden met zich meedraagt. De invalshoek van Mettraux, hoewel pragmatisch, heeft ernstige implicaties. Het geeft de mogelijkheid aan landen om zich van hun verantwoordelijkheid te onttrekken en het verleden te herschrijven. Maar nog belangrijker: het impliceert dat we het doel van genocide dienen te vergeten.
Of om het om te draaien en ik stel dit om te prikken en te provoceren: kunnen we de Holocaust nog objectief bestuderen als we het doel van de Jodenvervolging niet meenemen? Zullen we om naar het beroemde citaat van George Santayana te refereren die ooit heeft gezegd - “the one who does not remember history is bound to live through it again” - inderdaad “vergeten” om het opnieuw te beleven?
Genocide gaat namelijk om meer dan doden alleen. De misdaad is groter. Het gaat om vernietigen. Het gaat er om, in iedere stap van het proces, een identiteitslaag bij de slachtoffers te ontnemen; om niet alleen een volk, maar een stem van een volk, de cultuur van een volk, de taal van een volk en zelfs, als we kijken naar het huidige ontkenningsbeleid, het verleden van een volk weg te nemen.
De samenhang van het geheel, van alle daden, is genocide.
Genocide betekent het ontnemen van economisch bezit. Oftewel: het ontnemen van de economische identiteit. Genocide betekent het ontnemen van civiele rechten. De civiele identiteit. Genocide betekent het ontnemen van land. De nationale identiteit. Genocide betekent het ontnemen van taal, van zelfbeschikking, van geslacht, van sekse (gender identiteit), van menselijkheid – de menselijke identiteit – en uiteindelijk geschiedenis.
Met iedere vorm van geweld neemt de identiteit van de daders toe en wordt het verlies bij de slachtoffers groter.
“Genocide is verdwijnen.”
Dit verlies, dit zwarte gat, wordt tot aan vandaag de dag door de Armeniërs die ik heb gesproken gevoeld. Het wordt nog steeds op deze manier ervaren.
Let op de volgende twee citaten uit mijn boek:
“De genocide heeft alles afgebroken. Het heeft een before en after.
Voor de genocide waren er grote families en was er traditie en spraken
mijn grootouders de Armeense taal. Ik spreek de Armeense taal niet.
Iedere dag word ik aan de genocide herinnerd …. Het maakt ons wie
we vandaag de dag zijn.”
Een citaat dat aangeeft dat het om meer gaat dan verlies van levens alleen. Het gaat om het verlies van verwantschapsrelaties, taal, land en instituties.
In het volgende citaat zien we hoe dit verlies vandaag de dag wordt gevoeld:
De eeuwenlange onderdrukking
staat gekerfd op ons gezicht. Het is te zien in onze ogen. We hebben
een blik die zowel melancholiek als vrolijk is. Net zoals in
onze muziek. De ogen zijn de spiegels van ons Armeense karakter.
Met iedere interview, levensverhaal, gesprek, voelde ik tussen de regels door een leegte. Een gevoel van ontheemd zijn dat niet kon worden gedefinieerd of in woorden kon worden uitgedrukt. Dit gevoel van leegte heeft in mijn optiek niet alleen te maken met de genocide, maar ook met de sociale gevolgen die de genocide met zich meebracht.
Een opsomming: Verwantschapsrelaties braken af. Mensen werden gedwongen in andere onbekende landen te wonen, een gemeenschap op te bouwen, er vond een splitsing in de Armeense Kerk plaats en politieke partijen moesten zich opnieuw definiëren. Genocide is meer dan het verlies van leven alleen. Het is tevens een verlies van instituties.
Er zijn gelukkig weinig volkeren die zoiets enorms als een genocide hebben meegemaakt. Er zijn gelukkig weinig volkeren die dit soort collectieve gewelddadigheden en herinneringen in hun identiteit hoeven te incorporeren. En tegen de niet-Armeniërs hier vandaag wil ik zeggen, dat dit gevoel van verlies geen abstractie is. Dat de angst om je identiteit te verliezen een reële angst is. Een bevestigde angst. De Armeniërs hebben in de afgrond van vernietiging gestaard. Deze vernietiging heeft plaats gevonden en is ingebed in de huidige identiteit en collectieve vertelling.
Het wordt iedere dag gevoeld.
“Genocide is verdwijnen.”
Als genocide verdwijnen is. Het verdwijnen van verwantschapsrelaties. Het verdwijnen van bezit. Het verdwijnen van instituties. Het verdwijnen van grond. Het verdwijnen van taal. Het verdwijnen van een stem en herinneringen, dan is herinneren en herdenken meer dan een collectief ritueel, het is tevens een politiek statement, een daad van rebellie.
“Hier zijn we,” zegt de daad van herinneren, “Wat ons ook als volk is overkomen, hier zijn we nog steeds…”
“Hier zijn we en we gaan niet weg.”
En als herinneren een daad van rebellie is, dan is erkennen van de Armeense genocide, meer dan een startpunt voor verwerking. Het is een contra beweging. Een tegengesteld antwoord van wat er in 1915 is gebeurd. Het erkennen van de Armeense genocide, is meer dan erkennen van de daad alleen. Het erkennen van de genocide, is het erkennen van de Armeense identiteit.