Navigatie

 

 

 

 

De langste nacht en Ghazal 231

 

 

Deze keer niet één gedicht maar twee gedichten van Martijn Adelmund, waarbij het eerste gedicht ook in zijn boek De stad in een jas is gepubliceerd en de tweede een vertaling is van een gedicht geschreven door Hafez. Hij heeft het eerste gedicht destijds als stadsdichter geschreven en had dan ook een specifieke context die hieronder staat vermeld.  Een context die me zeer naar het hart staat, omdat ik zelf royalties schenk aan de embarmelijke situatie waar Syrië zich in verkeerd. Maar ik geef nu het woord aan Martijn Adelmund, waarbij eerst de context wordt weergegeven, gevolgd door de twee prachtige gedichten:

 

 

 

 

Context van de gedichten:

 

 

Benefiet diners voor Syrische vluchtelingen

 

Aan het eind van 2015, 2016 en 2017 waren er benefiet-bijeenkomsten voor vluchtelingen in de bibliotheek. Bijna 200 Wageningers hadden zich verzameld om samen met vluchtelingen uit het lokale AZC te eten en te drinken tussen de boekenkasten in de bibliotheek. De avond werd georganiseerd door Stichting Wageningen helpt Syrische vluchtelingen in Irbid. Het geld dat werd ingezameld, ging naar vluchtelingen in de stad Irbid in Jordanië. Er werd gezongen en gedanst, onder meer door de kinderen die aanwezig waren.

 

Ik mocht daarbij twee keer aanwezig zijn en optreden.

 

Masoud, één van de vorige generatie vluchtelingen in Nederland, die woont in Wageningen, had mij een keer gevraagd om iets te schrijven in de sfeer van de Perzische dichter Hafez. Nu is Hafez een dichter die wereldwijd bekend is en in het Midden-Oosten zeker. Daar ben je ofwel gelovig en je leest veel uit de Koran, of je leest Hafez. Hij is beetje wat Confucius is voor China, zo bekend en zo vaak geciteerd. Voor de gelegenheid in 2015 heb ik een van Hafez gedichten vertaald naar het Nederlands en zelf een stadsgedicht geschreven, getiteld ‘Bij de langste nacht’.

 

Zowel mijn werk, als dat van de Perzische dichter, werd op die mooie avond in het Nederlands en het Arabisch voorgedragen. De laatste regel ervan (‘Heb geduld’), is een verwijzing naar het gedicht van Hafez, maar ook een wens van mij, een diepe wens, dat we met z’n allen wat geduld hebben en zo de integratie van nieuwe Nederlanders de tijd geven. Zoiets kost nu eenmaal tijd. Daarnaast vroeg ik op die avond ook geduld aan de vluchtelingen. Ze zijn de dupe van een kapot systeem in Europa, waardoor harteloos met mensen omgegaan wordt. En ik hoop dat hun kennismaking met onze cultuur op den duur beter zal zijn dan deze ongastvrije binnenkomst die zij nu meemaken. Ik hoop dat zij ook geduld hebben met ons.

 

 

De langste nacht

 

Aan deze tafel waar zich harten openen
en dames lachen als de jonge meisjes
die zij waren en wij oude mannen
ons weer kinderen wanen
onzeker diep van binnen
maar naar buiten warm

 

Vol van wijn en van bravoure
dan weer stil opkijkend naar de sterren
de sterren in hun ogen
en de wijdse grootsheid van de liefde
in hun ruime vrouwenhart

 

Hier aan deze tafel waar zich harten openen
zat ik in de Langste Nacht
ik zat hier aan een tafel at een vrucht
een zachte perzik fruit van ’t oude land
hij vulde mij met zoet verlangen

 

Oh, Hafez, als u hierbij mocht zijn
ik fluister in uw eigen woorden
wees toch niet verdrietig
geniet van deze Langste Nacht
en heb geduld

 

Aan deze tafel waar zich harten openen
en dames lachen als de jonge meisjes
die zij waren en wij oude mannen
ons weer kinderen wanen
heb geduld

 

Dit gedicht is – in vorm en inhoud – geïnspireerd op het werk van de Perzische dichter Hafez.

 

 

 

 

 

 

Ghazal 231
Door Hafez (1325 - 1389)

 

 

Smekend en met ernst
zo fluisterde zo vertelde ik
ik ben rusteloos van verlangen,
van verlangen voor jou
je zei me en ik hoorde: even
het zal niet lang meer duren

 

 

Smekend zei ik
wees mijn zon, wees mijn maan
je zei me en ik hoorde
ik wou dat ik het kon

 

 

Smekend en met ernst
zo fluisterde zo vertelde ik
kende je maar tederheid
je zei me en ik hoorde
alleen maar voor de mooie mensen

 

 

Smekend zei ik toen
ik sluit de poorten, ban je uit mijn hoofd
je zei me en ik hoorde
dat werkt niet bij de pelgrims van de nacht

 

 

Smekend en met ernst
zo fluisterde zo vertelde ik
door de geuren van je lokken verlies ik steeds mijn doel
je zei me en ik hoorde
mediteer erop, die de geur, en vind de weg terug

 

 

Smekend en met ernst
zo fluisterde zo zuchtte ik
gezegend zij de wind, heilig zij de dageraad
je zei me en ik hoorde
genadig is de wind, die geliefden strelen wil

 


Smekend en met ernst
zo fluisterde zo vertelde ik
zeg me, maak ik kans, mag ik nog geloven 
je zei me en ik hoorde
ik weet dat goed werk altijd wordt beloond

 

 

Smekend zuchtte ik
nou, wanneer dan, wanneer
laat je dan je genade zien en vriendelijkheid?
je zei me en ik hoorde
heb geduld en ga zo door
ik kan verklappen dat het mooier wordt

 

 

Ik fluisterde ik zuchtte
mijn jeugd, de mooie dagen liggen achter me!
en ik hoorde en ik hoorde
Hafez, hou toch je mond en heb geduld
waarom laat je me dat steeds zeggen?

 


Vertaling, vanuit het Engels: Martijn Adelmund, stadsdichter

 

 

 

Wil je meer over Martijn Adelmund weten bekijk zijn website en het interview dat hij op deze site heeft gehad.

 

Voor een recensie van zijn boek "De stad is een jas", klik hier.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Blog

Contact