Navigatie

Een persoonlijke samenvatting

Het is nu inmiddels een aantal jaar geleden dat mijn eerste gedichtenbundel is gepubliceerd en ik denk dat er genoeg tijd is gepasseerd om over de gedichten te reflecteren. Een beroemde dichter zei ooit eens, ik ben zijn naam inmiddels vergeten maar hij was één van de Grote, dat een dichter maar 20% van zijn eigen werk goed vind. Ik ben niet één van de Grote Dichters der Nederlanden, maar ik begrijp wat hij bedoelt. Als ik mijn bundel oppak en de gedichten lees, heeft het altijd iets onbevredigends. Je herinnert je nog wat je met een gedicht wilde zeggen en waarom je tot bepaalde keuzes in het gedicht kwam, maar tegelijkertijd komt het nooit in de buurt van het gedicht dat je in je hoofd had. Het gedicht in je hoofd is altijd perfect en vlekkeloos. Het gedicht op papier wordt door tijd aangetast. Het is soms moeilijk om in de huid van mijn vroegere “ik” te kruipen en dezelfde dingen te ervaren en te zien, dat ik toen deed. In deze zin heeft een gedichtenbundel iets voyeuristisch, zelfs iets beschamends. De gevoelens en gedachtes van toen lijken me nu ver weg. Ze lijken me de gedachten en hersenkronkels van iemand anders. Maar daarom ook meer objectief. Dit allemaal gezegd te hebben, ben ik nog steeds trots op wat er hier op papier staat. Van de 30 gedichten die hier staan, ben ik er met 18 dik tevreden en zou ik bij iedere optreden nog steeds met volledige oprechtigheid ze kunnen voordragen. Dat is meer dan 20%, maar aan de andere kant, ik ben dan ook niet één van de Grote Dichters.

Wat ik met deze bundel probeerde te bereiken en te zeggen, is in mijn opinie terug te brengen in een enkele anekdote. En dat betreft de voorkant dat mijn bundel siert. De uitgeverij had me gevraagd om een foto voor de voorkant aan te leveren en vrijwel onmiddellijk kwam een beeld van een gebroken spiegel in me op. Het liefst waar een blauwe lucht of de takken van een boom in weerspiegeld stonden. De bundel ging immers over fragmentatie en versplintering en een spiegel dat gebroken op de grond lag, kwam in mijn optiek het dichtst bij de titel van de bundel. Om deze foto te maken riep ik de hulp in van een vriend van mij, Merlijn Michon, die ik op de Universiteit van Amsterdam heb leren kennen. Hij is een grafische ontwerper en ik herinner me hoe ik op een heldere voorjaarsmiddag met drie spiegels bij zijn deur aanklopte. Hij was net vader geworden en stond met een babyfoon in zijn éne hand en een camera in de andere hand bij de deur te grijnzen. Ook hij wist niet wat ik met de spiegels wilde doen. Hij wist wel dat hij, doordat zijn zoontje boven sliep, niet ver buiten de deur kon gaan. We eindigde vlak bij zijn huis, niet meer dan 100 meter, bij een grasveldje waar we de drie spiegels met een hamer in stukken sloegen en waar hij foto’s nam. Op een gegeven moment zei hij “kom eens een stukje dichterbij”. Dat deed ik. “Nog een stukje…” En voordat ik het wist nam hij een foto van mij dat in de spiegel gereflecteerd stond; een foto van een silhouet dat door de splinters onherkenbaar was. Deze foto is het uiteindelijk geworden. En door de geniale ingeving van Merlijn Michon past deze foto perfect bij de thematiek van de bundel. De bundel gaat namelijk over fragmentatie. Het gaat over een blik in het verleden. Het gaat over een reflectie dat onherkenbaar is.

De reden waarom deze anekdote in mijn optiek de bundel symboliseert, is omdat veel van deze gedichten op vage ideeën waren gestoeld, maar dat vele door ongelukjes tot stand waren gekomen. Gedichten als Spinnenwebben, Sirenes, Lange nachten, Scherven voor mijn ogen, Wachten en de dramatische Izabelle (waar ik met klassieke dichtkunst experimenteerde) spreken me nog steeds aan, hoewel de pijn die deze gedichten heeft voortgedreven allang is vergeten. Andere gedichten zijn na het verschijnen van de bundel gegroeid. Ik had eerst mijn twijfels over de gedichten Naakte verontschuldigingen, Leeg bed, Verlangens, Bestemming en Een snelle ontmoeting, maar door de feedback die ik door mijn lezers heb gekregen zijn deze gedichten in mijn aanzien gestegen. Één gedicht neemt hier een zeer speciale plaats in. Het gedicht Stilte en witte kamers die ik op het laatste moment, en met veel twijfels, aan de bundel had toegevoegd. De uitgeverij had nog één gedicht nodig en hoewel er in mijn gevoel iets ontbrak, stuurde ik het toch op. Ironisch gezien is dit gedicht het meest positief ontvangen. Of zoals een goede vriend van me zei: “Dit is het beste gedicht in je boek.” Bij voordrachten moet ik steeds weer aan hem denken. (Bedankt Jeroen!)

Is deze bundel dus perfect? Nee. Maar het geeft wel een goede impressie van een gebroken hart en een verloren liefde of misschien nog prominenter: van een beeld dat niet langer bestaat. En het heeft me maar 21 jaar van ongeluk gekost.

Blog

Contact