Ik heb Ohannes Karakas ooit eens ontmoet tijdens een voordracht voor Fusion in 2006 en 2007. Ik had toen al een onderzoek naar Armeniërs gedaan en hoe zij hun verleden, en dan met name de Armeense genocide, beleven. Dit gedicht trof me. De ontheming en vervreemding is in dit gedicht zo sterk en voelbaar, dat het me ter plekke ontroerde. Ik heb hem gevraagd of ik het hier mocht publiceren. Hij heeft me daar, na heel veel moeite toestemming voor gegeven. Het was het zeuren meer dan waard. Dat ik het hier kan plaatsen, beschouw ik een eer...
Eenzaamheid van een roos
De nacht is blind ,een dode waterput
Mijn gedachten leg ik aan mijn eenzaamheid voor
In mijn handpalm bladeren van een roos
In mij zijn verlaten rivieren
Stromend reis ik mee
Gele stormen zonder beschrijving
Achter mij afgebroken steden, bossen
Voor mij een stad met bloed op zijn handen
Ik raak los
Van de trillende handen van mijn oma
Achter de verloren vertes
Omhelst door taboe’s, doodskisten zelfs
De melodie van mijn bevroren identiteit
Uitgedroogde tarwevlakte
Een geroeste wiek van een molen
Ons huis
Onder de schaduw van populus bomen bebouwd
Het tapijt dat aan de muur hing en naar pauw rook
Ik mis
In haar handen tot bloei komende madeliefjes
Van mijn lente ruikende moeder
Ohannes Karakas